Nieuws, heet van de naald

De meest actuele fiscale, sociale, arbeidsrechtelijke, algemene onderwerpen en Nagtzaam nieuws.
Kort, gemakkelijk leesbaar en praktisch beschreven.

Nagtzaam Nieuws

Jubilarissen Edwin Kuijpers en Yousef Kayyal

September gaat nu al de boeken in als feestmaand!

Op vrijdag 1 september was het alweer 25 jaar geleden dat Edwin Kuijpers bij ons kwam werken, toen nog op onze oude locatie aan de Professor Openheimstraat in Veghel. Edwin maakte destijds een vliegende start binnen de loonadministratie (Admeco). Vrij snel verhuisden we naar ons huidige pand aan De Populier in Veghel.

Admeco, wat later Sonell werd, ging als zelfstandige entiteit verder. Edwin bleef echter altijd een vertrouwd gezicht voor onze klanten.

Tot op de dag van vandaag werkt hij bij ons als Senior Loonadministrateur, nog altijd met evenveel toewijding en altijd goedlachs. Wij bedanken Edwin dan ook voor zijn jarenlange loyaliteit en hopen dat hij nog vele jaren in goede gezondheid en met plezier bij ons blijft werken.

Naast deze mooie mijlpaal vierde wij ook het 30-jarig jubileum van Yousef Kayyal. Yousef is destijds voor de liefde naar Nederland verhuisd. Als stagiaire startte hij bij ons zijn carrière in Nederland. Een nieuwe omgeving, een nieuwe taal en andere wet- en regelgeving. Yousef voelde zich echter snel thuis en ook onze klanten zagen dat hij naast zijn warme persoonlijkheid, deskundigheid en scherpe analyses vooral een erg ondernemende, goed adviserende en resultaatgerichte accountant was. Zijn carrière verliep dan ook voortvarend. Samen met zijn team was hij verantwoordelijk voor het merendeel van onze klanten en in 2002 werd hij mede-eigenaar. Op zijn initiatief bleef de naam Nagtzaam aan ons kantoor verbonden. In plaats van zijn achternaam toe te voegen aan de naam van het kantoor, besloot hij het juist bij één naam te houden. Nagtzaam als ‘merk’ was hiermee geboren! Sindsdien is Yousef algemeen directeur. Onder zijn leiding zijn er vele successen geboekt en zijn we de mooie club geworden die we nu zijn. We zijn ervan overtuigd dat we met Yousef in ons midden nog een mooie toekomst tegemoet gaan.

Als kers op de taart bestaat ons kantoor dit jaar 40 jaar. Dit heugelijke feit gaan we eind september met onze collega’s vieren tijdens een lang weekend weg.


Lees meer

Belastingplan 2024

Hoewel het kabinet demissionair is en het Belastingplan dus beleidsarm, is het totale pakket aan wetsvoorstellen omvangrijker dan ooit tevoren. Het pakket Belastingplan 2024 bestaat uit niet minder dan 15 wetsvoorstellen, met een breed palet aan maatregelen op verschillende terreinen. Het eigenlijke wetsvoorstel Belastingplan 2024 omvat zoals gebruikelijk maatregelen met een budgettair effect.

Gelet op de demissionaire status van het kabinet en met de verkiezingen in aantocht is de vraag wat er van al deze plannen terecht komt. De verwachting is dat alle partijen zich zullen willen profileren en hun stempel drukken op de uiteindelijke maatregelen.


Lees meer

Tarieven en heffingskortingen

Het tarief in de eerste schijf van box 1 van de inkomstenbelasting wijzigt marginaal van 36,93 naar 36,97%. Dit tarief geldt tot een inkomen in box 1 van € 75.624. Het tarief in de tweede schijf blijft 49,5%. De algemene heffingskorting stijgt van € 3.070 naar € 3.374 maximaal. Vanaf een inkomen van € 24.904 daalt de algemene heffingskorting met 6,652% van het meerdere inkomen. Het afbouwpercentage is daarmee hoger dan in 2023. Ook de arbeidskorting gaat omhoog. Het maximum gaat naar € 5.553; dat is € 500 meer dan in 2023. Het afbouwpercentage voor de arbeidskorting blijft 6,51%. De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt in 2024 maximaal € 2.961. Het recht op deze heffingskorting bouwt op met het inkomen vanaf een bedrag van € 6.096 met 11,45% tot het maximum is bereikt. De jonggehandicaptenkorting ten slotte gaat van € 820 naar € 902.


Lees meer

Aanpassingen box 3

Twee vermogensbestanddelen in box 3, die nu onder de categorie overige bezittingen vallen met het bijbehorende hoge forfaitaire rendement, worden alsnog overgebracht naar de categorie banktegoeden. Het gaat om het aandeel in de reserves van een vereniging van eigenaars (VvE) van appartementen en om geld, dat op een derdengeldenrekening van een notaris of een gerechtsdeurwaarder staat. Het forfaitaire rendement voor banktegoeden past bij nader inzien beter bij het rendement op dit vermogen dan het rendementspercentage voor overige bezittingen. Voorgesteld wordt deze aanpassing met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 te laten gelden.

Het kabinet stelt daarnaast voor om onderlinge vorderingen en schulden in box 3 tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen te defiscaliseren. Dat wil zeggen dat deze vorderingen en schulden niet tot de rendementsgrondslag van box 3 behoren. Voorgesteld wordt ook deze aanpassing met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 te laten gelden.


Lees meer

Verhoging vrijstelling reiskostenvergoeding

De onbelaste reiskostenvergoeding is een gerichte vrijstelling in de loonbelasting. Op basis van deze vrijstelling kan een werkgever aan werknemers een vergoeding toekennen voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkkilometers, zonder dat de werknemer hierover loonbelasting hoeft te betalen. Het kabinet stelt voor om het maximale onbelaste bedrag per 1 januari 2024 te verhogen naar € 0,23 per zakelijke kilometer. Dit bedrag gaat ook gelden voor de aftrek van reiskosten door IB-ondernemers en resultaatgenieters, die gebruikmaken van een vervoermiddel dat behoort tot het privévermogen. Ook gaat dit bedrag gelden voor de aftrek van specifieke zorgkosten voor reiskosten ziekenbezoek, de kilometervergoeding voor weekenduitgaven van gehandicapten en de giftenaftrek in het geval een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.


Lees meer

Afschrijvingsbeperking gebouwen

Ondernemers en resultaatgenieters kunnen alleen afschrijven op een gebouw als de boekwaarde daarvan hoger is dan de bodemwaarde. De bodemwaarde voor gebouwen, die ter beschikking worden gesteld aan derden, is gelijk aan de WOZ-waarde. Voor gebouwen in eigen gebruik is de bodemwaarde nu 50% van de WOZ-waarde. In de vennootschapsbelasting is de bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik gelijk aan de WOZ-waarde. Voorgesteld wordt dit ook in de inkomstenbelasting in te voeren. De afschrijvingscapaciteit voor gebouwen in eigen gebruik neemt daardoor af.


Lees meer

Verlaging energie-investeringsaftrek

In dit Belastingplan wordt voorgesteld om per 1 januari 2024 het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA) structureel te verlagen van 45,5 naar 40. Aanvankelijk was het kabinet van plan het maximale investeringsbedrag te verlagen vanwege de budgettaire overschrijding. Het kabinet heeft echter besloten om het budget van de EIA vanaf 2025 structureel op te hogen.


Lees meer

Verruiming herinvesteringsreserve

Belastingheffing over de boekwinst, die wordt behaald bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel, kan worden uitgesteld door de vorming van een herinvesteringsreserve. De herinvesteringsreserve wordt afgeboekt op de aanschaffingskosten van bedrijfsmiddelen, die in het jaar van vervreemding of in de daaropvolgende drie jaren worden aangeschaft. Deze afboeking verlaagt de afschrijvingsgrondslag van die bedrijfsmiddelen en verhoogt daarmee de winst.

Een herinvesteringsreserve, die is gevormd in de ene onderneming kan niet worden gebruikt voor een (her)investering in een andere onderneming. Bij een gedeeltelijke staking van een onderneming is het mogelijk om de herinvesteringsreserve toe te passen op herinvestering in het overgebleven gedeelte van die onderneming. Voorgesteld wordt om toepassing van de herinvesteringsreserve in een andere onderneming mogelijk te maken als de onderneming door overheidsingrijpen gedeeltelijk wordt gestaakt.


Lees meer

Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)

De IACK is een heffingskorting voor alleenstaanden of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor een kind, dat jonger is dan 12 jaar, combineren. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat de ouder in een kalenderjaar ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen staat ingeschreven als het kind. Bij co-ouderschap kan niet door beide ouders aan de inschrijvingseis worden voldaan. Voor die gevallen is een regeling in de uitvoeringsregeling opgenomen, waardoor beide ouders aanspraak kunnen maken op de IACK mits de zorg voor het kind tussen de beide ouders gelijk is verdeeld. De Hoge Raad heeft de regeling in een arrest uit 2022 ruimer uitgelegd dan de bedoeling was. Daarom wordt nu voorgesteld wordt om de co-ouderschapsregeling voor de IACK in de wet op te nemen en aan te passen. Co-ouders komen met ingang van 1 januari 2024 beiden in aanmerking voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijk hebben verdeeld. Aan die eis is voldaan als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.

Verder wordt voorgesteld te bepalen dat iemand, die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft maar die daar niet is ingeschreven en dus niet kwalificeert als partner, voor de toekenning van de IACK wordt gelijkgesteld met een partner.


Lees meer

Algemeen btw-tarief op agrarische goederen en diensten

Voor de leveringen van bepaalde agrarische goederen geldt het verlaagde tarief van de omzetbelasting. De toepassing van het verlaagde tarief hangt samen met de destijds geldende landbouwregeling. De landbouwregeling is per 1 januari 2018 afgeschaft. Voorgesteld wordt om het verlaagde tarief op deze leveringen per 1 januari 2025 te vervangen door het algemene tarief.


Lees meer

Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw

Dit wetsvoorstel bevat drie maatregelen voor de glastuinbouwsector. Het betreft:

  1. het afschaffen van de verlaagde energiebelastingtarieven,
  2. het beperken van de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking en
  3. de introductie van een CO2-heffing glastuinbouw.

Het beperken van de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking geldt niet alleen voor de glastuinbouw, maar ook voor de industrie en energiesector.

Verlaagde tarieven

Voor de glastuinbouw gelden verlaagde tarieven in de energiebelasting voor gas. In de periode van 1 januari 2025 tot 2030 worden deze geleidelijk afgeschaft. In dezelfde periode wordt de vrijstelling van energiebelasting voor elektriciteitsopwekking geleidelijk beperkt. De afschaffing van de verlaagde energiebelastingtarieven op aardgas voor de glastuinbouwsector heeft ook effect op de heffing van accijns. De teruggaafregeling voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, dat gebruikt wordt voor de bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten indien geen aansluiting aanwezig is voor aardgas, vervalt per 1 januari 2025.

CO2-heffing glastuinbouw

Per 1 januari 2025 wordt een CO2-heffing voor de glastuinbouw ingevoerd. De heffing gaat ook gelden voor energiebedrijven, die binding met één of meerdere glastuinbouwbedrijven hebben. Glastuinbouwbedrijven en energiebedrijven voor de glastuinbouw met een ETS-installatie worden uitgezonderd voor de CO2-heffing industrie en minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking om dubbele CO2-heffing te voorkomen. Voorlopig wordt uitgegaan van een tarief van € 1,35 per ton CO2 in 2025. Het tarief loopt lineair op naar € 6,80 in 2030.


Lees meer

Bedrijfsopvolgingsregelingen

Doel van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen is te voorkomen dat belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt. De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR) en de doorschuifregeling voor een aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab) worden per 1 januari 2025 als volgt aangepast.

  1. De vrijstelling van 100% van de schenk- en erfbelasting bij een bedrijfsopvolging geldt tot een goingconcernwaarde van de onderneming van € 1,5 miljoen. De gedeeltelijke vrijstelling voor het meerdere ondernemingsvermogen daalt van 83 naar 70%.
  2. De 5%-doelmatigheidsmarge, waardoor een deel van het beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen wordt beschouwd, vervalt.
  3. Bedrijfsmiddelen, die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt. Dat geldt voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 op het moment van de verkrijging en een niet-zakelijk gebruik van meer dan 10%.
  4. De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt.
  5. Er wordt een minimumleeftijd van 21 jaar ingevoerd voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR.

Op Prinsjesdag 2022 is aangekondigd dat aan derden verhuurde onroerende zaken met ingang van 1 januari 2024 niet meer in aanmerking komen voor de BOR en de DSR ab. Deze maatregel is opgenomen in dit wetsvoorstel. Aan derden verhuurde onroerende zaken worden voortaan aangemerkt als beleggingsvermogen. Of sprake is van aan derden verhuurde onroerende zaken wordt beoordeeld aan de hand van een feitelijkgebruiktoets én een oogmerktoets.


Lees meer

Fiscale beleggingsinstelling

Een fiscale beleggingsinstelling (fbi) is subjectief belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De winst van een fbi wordt belast tegen een tarief van 0% voor zover deze wordt uitgekeerd aan de beleggers. De regeling voor de fbi wordt aangepast door invoering van de zogenoemde vastgoedmaatregel. Daardoor is het vanaf 1 januari 2025 niet langer mogelijk voor een fbi om direct in Nederlands vastgoed te beleggen. Een beleggingsinstelling, die wel direct in Nederlands vastgoed belegt, wordt regulier belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Een fbi mag wel direct beleggen in vastgoed dat in het buitenland is gelegen.

Er komt een voorwaardelijke en tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2024 voor herstructureringen van bestaande fbi’s die beleggen in Nederlands vastgoed.


Lees meer

Aanpassingen kindgebonden budget

Het kabinet stelt een aantal aanpassingen van het kindgebonden budget voor:

  1. Het maximumbedrag voor het eerste kind wordt verhoogd met € 750 per jaar.
  2. Het maximumbedrag voor het tweede en volgende kinderen gaat met € 883 per jaar omhoog.
  3. Het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot 18 jaar stijgt met € 400 per jaar.
  4. Het extra kindgebonden budget voor alleenstaande ouders wordt verlaagd met € 619 per jaar.
  5. De inkomensdrempel voor de berekening van een korting op het kindgebonden budget voor ouderparen wordt verlaagd met € 11.111 per jaar.

De aanpassingen van de genoemde (maximum)bedragen in het kindgebonden budget vinden plaats nadat de bedragen van het kindgebonden budget uit 2023 zijn aangepast op grond van eerder beleid en zijn geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Deze factor bedraagt voor 2024 1,099.


Lees meer

Verplicht vanggewas na snijmaïs in NV-gebieden

Op zand- en lössgronden geldt al jarenlang de verplichting een vanggewas te telen na snijmaïs. Deze verplichting geldt met ingang van 2023 ook voor bedrijven in met nutriënten verontreinigde gebieden, die gebruik maken van derogatie.

Wat zijn NV-gebieden?

In 2023 zijn door de minister met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) aangewezen. Dit zijn gebieden waar extra maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit te verbeteren. In 2023 zijn dit de werkgebieden van de waterschappen Hollands Noorderkwartier, Delfland en Brabantse Delta. 

Hoe een vanggewas inzaaien?

Een vanggewas na maïs mag op drie manieren worden ingezaaid:

  • door onderzaai;
  • door direct nadat de mais is geoogst een vanggewas in te zaaien; of 
  • door na de oogst van snijmais wintergraan te telen. Dit geldt als hoofdteelt in het volgende jaar. 

Wanneer een vanggewas als hoofdteelt?

Soms is het verplicht om een vanggewas als hoofdteelt te gebruiken voor het volgende jaar. Dit is het geval als het bedrijf vanaf 2 oktober, maar uiterlijk 31 oktober:

  • een vanggewas teelt na snijmais; of
  • een andere maissoort oogst en het vanggewas niet direct daarna kan inzaaien. 

Vanggewas doorgeven aan RVO.nl tot en met 1 oktober

Landbouwers op zand- en lössgronden en in de NV-gebieden geven het vanggewas door in de Gecombineerde Opgave op mijn.rvo.nl. Voor ieder maisperceel geeft men het vanggewas op als nateelt. Dit gebeurt voor alle vanggewassen die men zaait. Daarbij moet ook worden ingevuld of er uiterlijk op 1 oktober of na 1 oktober wordt ingezaaid. Indien de ingevulde zaaidatum niet wordt gehaald, hoeft de nieuwe datum alleen doorgegeven te worden als er op of na 2 oktober wordt gezaaid. Doorgeven kan tot en met 1 oktober 2023.


Lees meer

Geen vergoeding verletkosten als zitting niet persoonlijk is bijgewoond

In het Besluit proceskosten bestuursrecht is geregeld dat een belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding van verletkosten. Het besluit omvat niet onder welke voorwaarden aanspraak gemaakt kan worden op die vergoeding. In de Nota van toelichting bij het besluit staat dat verletkosten de kosten van tijdverzuim zijn voor het persoonlijk bijwonen van een zitting.

Hof Den Bosch heeft het verzoek om toekenning van een vergoeding voor verletkosten afgewezen. De reden voor de afwijzing is dat de belanghebbende de zitting niet persoonlijk heeft bijgewoond. De belanghebbende meende desondanks recht te hebben op vergoeding, omdat de werkzaamheden van de bv, waarvoor zij werkzaam is, door de afwezigheid van haar echtgenoot in verband met een procedure, gedwongen zijn komen stil te liggen. De belanghebbende heeft verlof moeten opnemen omdat zij door de afwezigheid van haar echtgenoot haar werkzaamheden als tandartsassistente niet uit kon voeren.

Volgens het hof komen de kosten van tijdverzuim voor het niet-persoonlijk bijwonen van een zitting of hiermee verband houdende kosten niet voor vergoeding als verletkosten in aanmerking.


Lees meer

Voorlopig ontwerp Wet werkelijk rendement box 3

De staatssecretaris van Financiën heeft een ontwerp van de Wet werkelijk rendement box 3 ter consultatie gepubliceerd. De consultatie betreft geen afgerond wetsontwerp maar een ontwerp op hoofdlijnen. Belangstellenden kunnen tot en met 20 oktober 2023 reageren. Het is de bedoeling dat op 1 januari 2027 een nieuw box 3-stelsel in werking zal treden.

Het nieuwe stelsel geldt voor alle vermogensbestanddelen, die nu ook in box 3 vallen. In beginsel worden bestaande vrijstellingen gehandhaafd, tenzij er aanleiding is om een vrijstelling anders vorm te geven of af te schaffen. Alle bezittingen en schulden worden gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer.

Uitgangspunt voor het voorstel is een vermogensaanwasbelasting. Op die manier wordt het werkelijk behaalde rendement van vermogen belast. Het te belasten rendement bestaat uit direct en indirect rendement. Direct rendement omvat rente, huur, pacht en dividend, verminderd met kosten. Indirect rendement bestaat uit de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogen, minus kosten. De waardeontwikkeling wordt in principe jaarlijks belast. Een verlies wordt verrekend met box 3-inkomen uit andere jaren. Er komt een drempel voor de verliesverrekening.

Op het uitgangspunt van een vermogensaanwasbelasting gelden enkele uitzonderingen. Daarvoor geldt een vermogenswinstbelasting. Deze uitzonderingen zijn onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en startende innovatieve ondernemingen. De waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen wordt niet jaarlijks belast maar pas bij realisatie. In veel gevallen is dat bij verkoop van het vermogensbestanddeel. Voor een vakantiewoning, die hoofdzakelijk in eigen gebruik is, wordt het rendement forfaitair bepaald. Dit forfait is een vast percentage van de WOZ-waarde.

Vermogensaanwas van banktegoeden doet zich in de regel niet voor. Daarom wordt voorgesteld om enkel de rente te belasten. Dat heeft tot gevolg dat ook koerswinst en -verlies op banktegoeden in vreemde valuta niet in de heffing worden betrokken.

Om te voorkomen dat in gelieerde verhoudingen transacties worden gesloten op afwijkende voorwaarden om belasting te ontwijken geldt een zakelijkheidstoets.

Roerende zaken voor eigen gebruik, zoals auto’s, caravans en boten, blijven buiten de belastingheffing.

Voorgesteld wordt om de vrijstelling voor groen sparen en beleggen af te schaffen en de heffingskorting voor groene beleggingen en spaartegoeden te verhogen.

Om waarderingsproblemen bij genotsrechten te voorkomen wordt voorgesteld om de vermogensaanwas of vermogenswinst te belasten bij de eigenaar van het vermogensbestanddeel. Het genotsrecht wordt gewaardeerd op nihil en het vermogensbestanddeel wordt gewaardeerd alsof er geen genotsrecht op gevestigd is. De reguliere voordelen, zoals dividend en rente worden belast bij degene bij wie deze opkomen.

Het heffingvrije vermogen van het huidige belastingstelsel wordt vervangen door een heffingvrij inkomen. De hoogte van het heffingvrije inkomen, het belastingtarief en de verliesdrempel zijn nog niet vastgesteld.


Lees meer

Wie is afnemer van prestatie?

Een ondernemer kan de omzetbelasting, die door andere ondernemers aan hem voor door hen verrichte leveringen en diensten in rekening is gebracht, in aftrek brengen. Voorwaarde is dat de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt in het kader van zijn onderneming. Volgens de Hoge Raad geldt in beginsel de persoon aan wie door een ondernemer een factuur is uitgereikt waarin hij wordt genoemd als degene aan wie de levering of dienst is verricht als afnemer van de prestatie. Behoudens tegenbewijs is deze persoon degene die recht heeft op aftrek van voorbelasting indien aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.

Een bv kocht een auto voor een bedrag van € 85.000. In dit bedrag was € 13.245 aan omzetbelasting begrepen. De bv heeft dit bedrag aan omzetbelasting als voorbelasting in mindering gebracht op de aangifte omzetbelasting. Een maand later verkocht de bv de auto aan haar dga voor € 15.000, inclusief € 1.122 aan omzetbelasting. De auto is door de oorspronkelijke verkoper direct geleverd aan de dga. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst de aftrek van voorbelasting bij de bv gecorrigeerd door het opleggen van een naheffingsaanslag. De correctie bedroeg per saldo € 12.123.

In de procedure over de naheffingsaanslag was onder meer in geschil of de bv ter zake van de levering van de auto recht heeft op aftrek van voorbelasting. Een ander punt van geschil was of het verschil tussen aan- en verkoopprijs van de auto, dat als verkapte dividenduitkering is aangemerkt, onderdeel is van de vergoeding voor de overdracht van de auto aan de dga. De rechtbank diende daarnaast de vraag te beantwoorden of sprake is van misbruik van recht, waardoor geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting en of de vergrijpboete terecht is opgelegd.

De rechtbank stelde vast dat de factuur op naam van de bv is gesteld en dat zij daarin wordt verplicht die factuur te betalen. Niet in geschil is dat de bv de factuur heeft voldaan. De Belastingdienst betwistte dat de bv de afnemer van de auto is. Het is daarom aan de Belastingdienst om te bewijzen dat de levering van de auto niet aan de bv is verricht. De Belastingdienst wees erop dat het kenteken van de auto niet op naam van de bv is gesteld en dat de auto niet is gebruikt binnen de onderneming van de bv. De auto is bij de oorspronkelijke verkoper blijven staan tot na het moment waarop deze was doorverkocht door de bv aan de dga. De bv heeft geen nader bewijs aangedragen waaruit blijkt dat zij de afnemer is van de auto. De naheffingsaanslag is daarom terecht en niet te hoog opgelegd.


Lees meer

Kamerbrief inhoud Belastingplan 2024

De staatssecretaris van Financiën heeft een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de inhoud van het Belastingplan 2024. Vanwege de demissionaire status heeft het kabinet ervoor gekozen om maatregelen zoveel mogelijk als zelfstandig wetsvoorstel in dienen. Gevolg is dat het pakket naar verwachting uit twaalf wetsvoorstellen zal bestaan. Het gaat om de volgende wetsvoorstellen:

  1. Belastingplan 2024;
  2. Belastingplan BES Eilanden 2024;
  3. Overige fiscale maatregelen 2024;
  4. Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw;
  5. Fiscale klimaatmaatregelen elektriciteit en industrie;
  6. Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling;
  7. Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling;
  8. Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen;
  9. Wet compensatie selectie aan de poort;
  10. Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm;
  11. Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024;
  12. Wet tijdelijke regeling herzien aangifte Inkomstenbelasting.

1. Wetsvoorstel Belastingplan 2024

Dit wetsvoorstel bevat zoals gebruikelijk fiscale maatregelen met budgettaire gevolgen, waaronder koopkrachtmaatregelen.

2. Wetsvoorstel Belastingplan BES Eilanden 2024

Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) hebben sinds de wijziging van hun staatsrechtelijke positie binnen het Koninkrijk op 1 januari 2011 een afzonderlijk fiscaal stelsel. Het fiscale stelsel op de BES-eilanden bevat een aantal bepalingen en onderdelen die moeten worden verbeterd. Dit wetsvoorstel omvat aanpassingen en verbeteringen.

3. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2024

De maatregelen in dit wetsvoorstel hebben geen gevolgen voor het budgettaire beeld, maar zijn bedoeld om fouten in wetgeving te herstellen en gerechtelijke uitspraken te codificeren.

4. Wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw

Het kabinet streeft naar een reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Dit wetsvoorstel omvat een pakket maatregelen dat ervoor moet zorgen dat de uitstoot van de glastuinbouwsector in 2030 is beperkt tot 4,3 Megaton.

5. Wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen elektriciteit en industrie

Dit wetsvoorstel omvat maatregelen om de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés en de vrijstelling duaal en non-energetisch gebruik van kolen in de kolenbelasting af te schaffen en de hoogte van de minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector en de industrie aan te passen.

6. Wetsvoorstel Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling

Dit wetsvoorstel past de definitie van het fonds voor gemene rekening en de regeling voor de vrijgestelde beleggingsinstelling in de vennootschapsbelasting aan. Het voorstel is om deze wijzigingen per 1 januari 2025 in werking te laten treden. Per 1 januari 2024 wordt voorzien in overgangsrecht.

7. Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling

Dit wetsvoorstel past de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling in de vennootschapsbelasting aan. Door de aanpassing zal het vanaf 1 januari 2025 niet meer mogelijk zijn voor een fiscale beleggingsinstelling om direct te beleggen in Nederlands vastgoed.

8. Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

Dit wetsvoorstel bevat aanpassingen van het kwalificatiebeleid voor (buitenlandse) rechtsvormen voor Nederlandse fiscale doeleinden.

9. Wetsvoorstel Wet compensatie selectie aan de poort

Bij het proces Selectie aan de Poort werden aangiften inkomstenbelasting onder meer beoordeeld op mogelijke systeemfraude. Mogelijk was de selectie meer gericht op kenmerken van de belastingplichtige dan op fiscale risico’s. Deze aangiften zullen opnieuw worden beoordeeld. Als de selectie op niet-fiscale gronden heeft plaatsgevonden, wil het kabinet de betreffende burger compenseren.

10. Wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm

Met het wetsvoorstel wordt beoogd de financiële prikkel voor ‘no-cure-no-pay’-bedrijven om procedures te starten en voort te zetten met als voornaamste reden het verkrijgen van een proceskostenvergoeding te beperken.

11. Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (de BOR en de DSR)

Dit wetsvoorstel bevat vijf maatregelen om de fiscale bedrijfsovergangsfaciliteiten aan te passen, plus de op Prinsjesdag 2022 aangekondigde maatregel om aan derden verhuurd vastgoed wettelijk aan te merken als beleggingsvermogen.

12. Wetsvoorstel Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting

De Belastingdienst hanteert een werkwijze die ervoor zorgt dat belastingplichtigen en de Belastingdienst niet onnodig juridisch en formeel hoeven te communiceren over aanpassing van de aanslag inkomstenbelasting. Voor deze werkwijze is een wettelijke grondslag nodig.


Lees meer

Energielijst 2023 tussentijds uitgebreid

De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA) is tussentijds uitgebreid. Vanaf 5 september kan EIA worden aangevraagd voor investeringen waarvoor subsidie vanuit de regeling Energie-efficiëntie Glastuinbouw is verleend. Ook voor investeringen in warmte- en/of koudenetten en in CO2-afvang voor permanente opslag kan EIA worden aangevraagd.

De uitbreiding van de lijst geldt met terugwerkende kracht ook voor investeringen vanaf 1 januari 2023. Bedrijven, die tussen 1 januari 2023 en 5 september 2023 in de betreffende technieken hebben geïnvesteerd, kunnen deze investeringen melden tot maximaal drie maanden na 5 september 2023.


Lees meer

Besluit belastingplicht van stichtingen en verenigingen

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit met beleid over de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van stichtingen en verenigingen gewijzigd. De vorige versie van het besluit dateert van 2005. In de herziene versie is beleid toegevoegd over het criterium "deelname aan het economische verkeer" en is het beleid ten aanzien van het winststreven bij gesubsidieerde instellingen verduidelijkt en verruimd. Daarnaast is beleid opgenomen over de regeling integrale belastingplicht en zijn de vereisten, waaraan een lichaam dat een sociaal belang behartigt, moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de fictieve loonkostenaftrek verduidelijkt.

Deelname aan het economische verkeer

Van deelname aan het economische verkeer is sprake als goederen worden geleverd of diensten worden verricht aan derden. Derden kunnen de leden van een vereniging zijn. De volgende criteria zijn van belang voor het antwoord op de vraag of een stichting of vereniging deelneemt aan het economische verkeer:

  1. Bij het verrichten van activiteiten binnen een vaste, besloten groep, is niet snel sprake van deelname aan het economische verkeer.
  2. Dat is anders als eenvoudig kan worden toegetreden tot de besloten groep om tegen betaling goederen of diensten te ontvangen.
  3. Betreft het uitsluitend de algemene belangenbehartiging van de leden, dan is in beginsel geen sprake van deelname aan het economische verkeer.
  4. Worden tegen vergoeding individuele activiteiten verricht ten behoeve van leden en/of derden, dan is sprake van deelname aan het economische verkeer.

Omdat een stichting geen leden heeft zal bij een stichting sneller dan bij een vereniging sprake zijn van deelname aan het economische verkeer.

Winststreven bij gesubsidieerde instellingen

Er is sprake van een winststreven als een instelling met haar activiteit(en) naar verwachting over meerdere jaren bezien positieve resultaten zal behalen. De eventuele exploitatieoverschotten van een gesubsidieerde instelling moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of sprake is van een winststreven. Er is geen sprake van een winststreven wanneer een gesubsidieerde instelling behaalde overschotten moet aanwenden overeenkomstig de subsidiedoeleinden of moet terugbetalen aan de subsidieverstrekker.

Het komt voor dat een gesubsidieerde instelling een eigen bijdrage vraagt van degenen voor wie de instelling activiteiten verricht. Ook komt voor dat een instelling naast gesubsidieerde activiteiten dezelfde activiteiten op contractbasis verricht. Deze laatste activiteiten zouden in aanmerking komen voor subsidies als deze worden uitgevoerd in een andere gemeente. Is in deze situaties beperkt sprake van eigen bijdragen of van vergoedingen van gemeenten op contractbasis, dan is onder voorwaarden geen winststreven aanwezig bij de instelling.

Integrale belastingplicht

Stichtingen en verenigingen zijn slechts vennootschapsbelastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Gedeeltelijk belastingplichtige stichtingen en verenigingen, die kwalificeren als culturele ANBI, kunnen onder voorwaarden opteren voor integrale belastingplicht. Daardoor kunnen de resultaten van de niet-ondernemingsactiviteiten worden gesaldeerd met de resultaten van de ondernemingsactiviteiten.


Lees meer

Terugvragen in ander EU-land betaalde omzetbelasting

Ondernemers, die in 2022 in een ander EU-land btw hebben betaald, kunnen deze btw terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf over 2022 moet vóór 1 oktober 2023 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst: https://eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Verzoeken, die later binnenkomen, worden mogelijk niet meer in behandeling genomen. Voor een verzoek om teruggaaf zijn inloggegevens nodig. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het enkele weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd.

Voorwaarden verzoek teruggaaf

Om btw uit een ander EU-land terug te vragen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:

  • de onderneming is in Nederland gevestigd;
  • de btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten zijn of worden gebruikt;
  • de onderneming doet in het EU-land, waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming in het buitenland wel aangifte, dan kan de btw daar als voorbelasting in aftrek worden gebracht.

Verzoek om teruggaaf niet mogelijk

Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk als:
• geen sprake is van ondernemerschap voor de btw; of
• de onderneming uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht.

Behandeling verzoek

De Belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd reageert binnen vier maanden bij beschikking op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek kan geheel of gedeeltelijk worden goedgekeurd of afgekeurd. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden.

Drempelbedragen

Voor een verzoek om teruggaaf van buitenlandse btw gelden drempelbedragen. Voor een verzoek over een heel kalenderjaar of het resterende deel van een kalenderjaar geldt een drempelbedrag van € 50. Voor een verzoek over minder dan een kalenderjaar maar over ten minste drie maanden geldt een drempelbedrag van € 400.

Bijlagen bij verzoek

Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd.


Lees meer

Toestemming ontslag te vroeg gevraagd voor compensatie transitievergoeding

Bij de beëindiging van de onderneming van een natuurlijke persoon vanwege diens pensionering wordt compensatie van de aan werknemers betaalde transitievergoeding verstrekt. De ondernemer moet in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het verzoek om de toestemming is ingediend gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst hebben gehad. Voorwaarde voor compensatie is dat de ondernemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of zal bereiken binnen zes maanden na de indiening van het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen.

Volgens de Centrale Raad van Beroep heeft het UWV terecht geweigerd om compensatie te verstrekken aan een ondernemer, die de ontslagaanvragen voor zijn vijf werknemers ruim acht maanden voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft ingediend.


Lees meer

Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

Een belangrijk doel uit het Klimaatakkoord is vermindering van de CO2-uitstoot. Deze vermindering moet ten dele bereikt worden door een verlaging van het energiegebruik van gebouwen. De Dumava-regeling is een subsidieregeling, die eigenaren van maatschappelijk vastgoed wil stimuleren om te investeren in het verduurzamen van hun gebouw. De regeling zal tot 2030 jaarlijks worden opengesteld. De eerstvolgende openstelling is van 18 september 2023 tot en met 31 december 2024.

Er is een budget beschikbaar van € 190 miljoen. De subsidie bedraagt minimaal € 5.000 en maximaal € 2,5 miljoen per aanvraag. De subsidie bedraagt 30% van de projectkosten. Voor energieadvies bedraagt de subsidie 50% van de kosten. Onder projectkosten vallen de kosten van ontwerp, bouwmateriaal, bouwmaterieel, gebouwgebonden installaties, projectmanagement en arbeid.

Doelgroep

De regeling is bestemd voor vastgoed in Nederland, dat eigendom is van een maatschappelijke instelling binnen de sectoren:

  • decentrale overheid;
  • onderwijs;
  • zorg;
  • cultuur;
  • religieuze instellingen.

Daarnaast komen rijksmonumenten, die geen woonhuizen zijn, en overige gebouwen met een publieksfunctie in aanmerking. Er is een lijst met sbi-codes beschikbaar waaronder een organisatie moet vallen om in aanmerking te komen voor de Dumavaregeling. Organisaties met een van de kwalificerende sbi-codes, die inkomsten- of vennootschapsbelastingplichtig zijn, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze groep kan gebruik maken van de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil).

Maatschappelijk vastgoed in de sportsector valt niet onder deze regeling als de instelling gebruik kan maken van de subsidieregeling BOSA.

Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een organisatie een of meer verduurzamingsmaatregelen van de maatregelenlijst of een integraal verduurzamingsproject uitvoeren. Een integraal verduurzamingsproject omvat vier of meer maatregelen. De maatregelen berusten op een energieadvies. Vastgoed, dat is opgeleverd na 1 januari 2012, komt alleen in aanmerking voor subsidie als het wordt afgekoppeld van de aardgasaansluiting. De werkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd nadat de subsidie is aangevraagd. De verduurzamingsmaatregelen dienen binnen twee jaar na de subsidieverstrekking te zijn afgerond. Voor een integraal project geldt een periode van drie jaar na subsidieverstrekking. Voor het maatschappelijk vastgoed mag niet eerder Dumava-subsidie zijn toegekend.

De organisatie ontvangt voor de verduurzamingsmaatregel(en), waarvoor zij Dumava-subsidie aanvraagt, geen andere subsidie.


Lees meer

Verhoging brandstofaccijns per 1 januari 2024

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de hoogte van de brandstofaccijns per 1 januari 2024. Per die datum vervalt bij ongewijzigd beleid het resterende deel van de accijnsverlaging. De accijns op benzine stijgt dan ongeveer 8,7 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging 5,6 cent per liter. Daar komt de indexatie met de tabelcorrectiefactor van 9,9% bovenop. Inclusief btw over de accijnsverhoging stijgt de prijs van een liter benzine per 1 januari 2024 met 21 cent. Voor diesel bedraagt prijsstijging ruim 13 cent per liter. De staatssecretaris merkt op dat de accijnstarieven per 1 januari 2024 nog kunnen wijzigen als gevolg van de augustusbesluitvorming en als gevolg van de behandeling van het Belastingplan 2024.

Ten opzichte van het jaar 2022 stijgt de accijns op benzine per 1 januari 2024 van € 823,71 naar € 962,29 en op diesel van € 528,46 naar € 628,36 per 1.000 liter. Het minimumbelastingniveau op basis van de Europese richtlijn Energiebelastingen bedraagt voor benzine € 359 en voor diesel € 330 per 1.000 liter.

Tijdens de parlementaire behandeling van de voorjaarsnota heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen om lagere brandstofaccijns als optie op tafel te houden bij de augustusbesluitvorming.

De vraag of het klopt dat op basis van de verwachte benzineprijs in 2024 en een gemiddeld stadsverbruik voor een auto de belastingvrije kilometervergoeding alleen de benzinekosten dekt, heeft de staatssecretaris niet echt beantwoord. Hij verwijst naar een uitgevoerde evaluatie waaruit blijkt dat de variabele kosten van een middenklasse benzineauto lager liggen dan de onbelaste kilometervergoeding van € 0,22 per kilometer, zoals die vanaf 2024 geldt. Bij de behandeling van het Belastingplan 2023 heeft de staatssecretaris toegezegd om een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding naar € 0,23 per kilometer te willen bezien. Dit punt zal betrokken worden in de augustusbesluitvorming.


Lees meer

Gemeente dient op verzoek afschrift van gegevens te verstrekken in WOZ-procedure

Op grond van de Wet WOZ dient de gemeentelijke heffingsambtenaar op verzoek een afschrift te verstrekken van de gegevens, die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van een onroerende zaak. Deze wettelijke verplichting kan ook betrekking hebben op gegevens die niet zijn vermeld in het (model)taxatieverslag van de onroerende zaak.

In het bezwaarschrift tegen een WOZ-beschikking verzocht de belanghebbende om toezending van het taxatieverslag, de grondstaffel en de taxatiekaart, voorafgaand aan de hoorzitting. De heffingsambtenaar volstond met toezending van het taxatieverslag. De grondstaffel en de taxatiekaart heeft hij voorafgaand aan de hoorzitting ter inzage gelegd. De heffingsambtenaar heeft de belanghebbende niet geïnformeerd over de terinzagelegging. Volgens Hof Amsterdam is de heffingsambtenaar niet verplicht om in de bezwaarfase andere stukken aan de belanghebbende toe te zenden dan het taxatieverslag. Voor andere stukken dan het taxatieverslag reikt de verplichting niet verder dan tot terinzagelegging daarvan.

In cassatie oordeelt de Hoge Raad anders. De heffingsambtenaar is verplicht om op een voldoende specifiek verzoek een afschrift van gegevens te verstrekken, die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de onroerende zaak. Aan die verplichting doet niet af dat deze gegevens op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, die voorafgaand aan het horen in bezwaar ter inzage moeten worden gelegd. De Hoge Raad merkt op, dat de verplichting ook betrekking kan hebben op gegevens van voor de waardevaststelling gebruikte vergelijkingsobjecten.


Lees meer

Volgorde van verrekening belasting- en heffingskorting

Uit de Wet IB 2001 volgt dat de verschuldigde inkomstenbelasting over een kalenderjaar bestaat uit de som van de berekende belasting over de inkomens in de drie boxen, verminderd met het bedrag van de heffingskorting. De verschuldigde inkomstenbelasting over het box 1-inkomen wordt verminderd met de belastingkorting voor een omgezet verlies uit aanmerkelijk belang. De gecombineerde heffingskorting kan niet groter zijn dan het gezamenlijke bedrag aan belasting over de drie box-inkomens.

Volgens de Hoge Raad kan uit de parlementaire geschiedenis niet worden afgeleid dat ingeval van verrekening van een verlies uit aanmerkelijk belang de heffingskorting wordt toegepast vóór de belastingkorting. De wetgever heeft bij de vormgeving van de verliesverrekeningsmogelijkheid uitdrukkelijk rekening gehouden met belastingplichtigen die na het beëindigen van hun aanmerkelijkbelangpositie een relatief bescheiden inkomen hebben. Dat is gedaan door de belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang in mindering te brengen op het gecombineerde bedrag aan inkomstenbelasting en premieheffing. Daaruit kan niet worden afgeleid dat in die gevallen de heffingskorting eerst moet worden toegepast. De wetgever heeft bedoeld om de aanmerkelijkbelanghouder dezelfde verliesverrekeningsmogelijkheid te geven als de ondernemer. De verrekening van een verlies bij de staking van een onderneming vindt ook plaats voor toepassing van de heffingskorting.


Lees meer

Vermogensetikettering weinig zakelijk gebruikte auto

Volgens de regels van vermogensetikettering bepaalt een ondernemer zelf binnen redelijke grenzen of hij een vermogensbestanddeel tot zijn ondernemingsvermogen rekent of tot zijn privévermogen. De grenzen van de redelijkheid worden overschreden als de ondernemer een zaak, die voor 90% of meer privé wordt gebruikt, tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Een personenauto, die zowel voor de onderneming als privé wordt gebruikt, behoort in beginsel tot het keuzevermogen van de ondernemer. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2001 geoordeeld dat een gemengd gebruikte personenauto verplicht ondernemingsvermogen vormt als het aantal privékilometers op jaarbasis minder bedraagt dan 500. Dat is de grens waaronder voor de heffing van inkomstenbelasting geen onttrekking aan het ondernemingsvermogen in aanmerking hoeft te worden genomen.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat een auto, die minder dan 10% zakelijk wordt gebruikt, verplicht privévermogen vormt. Dat het aantal zakelijk gereden kilometers meer dan 500 heeft bedragen, is niet relevant voor de vermogensetikettering. Volgens de Hoge Raad is het hof er terecht van uitgegaan dat het arrest uit 2001 alleen betrekking heeft op de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen. De grens van 500 km geldt niet voor de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht privévermogen.

De Hoge Raad merkt nog op dat de rechtsregel uit het arrest van 2001 alleen geldt als het aantal zakelijke kilometers groter is dan het aantal privékilometers. In alle andere gevallen gelden de gebruikelijke regels van vermogensetikettering. Dit betekent dat een gemengd gebruikte auto verplicht privévermogen vormt als het aantal privékilometers op jaarbasis 90% of meer bedraagt van het totale gebruik.


Lees meer

Woon-werkverkeer met auto van de zaak voor omzetbelasting

De Hoge Raad heeft in 2017 vier arresten gewezen in massaalbezwaarprocedures over de omvang van het privégebruik van een auto van de zaak voor de omzetbelasting. Vervolgens heeft de Belastingdienst een collectieve uitspraak gedaan op de bezwaren. Die collectieve uitspraak houdt in dat de bezwaren op één punt na ongegrond zijn verklaard. De bezwaren zijn gegrond verklaard op het punt van de wijze waarop de werkelijke omvang van het privégebruik kan worden aangetoond. Op dat onderdeel dient de Belastingdienst individuele uitspraken op bezwaar te doen.

Een ondernemer, wiens bezwaar tegen de aangiften omzetbelasting onder de massaalbezwaarprocedure was gebracht, had in zijn bezwaar aangevoerd dat het woon-werkverkeer van de werknemers niet als privégebruik kan worden aangemerkt. Volgens de ondernemer was sprake van een uitzonderingssituatie als bedoeld in het arrest Fillibeck van het Hof van Justitie EU. De werknemers, aan wie een auto ter beschikking was gesteld, hadden de mogelijkheid om thuis te werken. Daarom zouden de ritten van huis naar kantoor niet als privégebruik gelden. Voor de berekening van de omvang van het privégebruik zouden slechts de variabele autokosten in aanmerking moeten worden genomen. Naar aanleiding van de collectieve uitspraak op bezwaar heeft de ondernemer een nadere motivering van zijn bezwaar verstrekt. Daarin heeft de ondernemer zijn hiervoor genoemde standpunten herhaald. De inspecteur heeft geen individuele uitspraak op bezwaar gedaan omdat het naar zijn mening een feitelijke uitwerking van de uitspraken van de Hoge Raad betrof, die deel uitmaakte van de collectieve uitspraak op bezwaar. Tegen de weigering om uitspraak op bezwaar te doen heeft de ondernemer beroep ingesteld. De procedure is uiteindelijk bij de Hoge Raad beland.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in deze procedure geoordeeld dat ondanks de mogelijkheid van thuiswerken het woon-werkverkeer privégebruik vormt. Er doen zich in dit geval geen bijzondere omstandigheden voor waardoor het woon-werkverkeer als zakelijk gebruik zou zijn aan te merken. Verder heeft het hof geoordeeld dat ook de vaste uitgaven voor de auto tot de maatstaf van heffing voor het privégebruik behoren.

De Hoge Raad onderschrijft de oordelen van het hof. Een werknemer kiest zelf zijn woonplaats. Als de werkgever de werknemer in staat stelt om te reizen tussen zijn woon- en werkplaats dient dat privédoeleinden van de werknemer. Dat is alleen anders als het wegens bijzondere omstandigheden nodig is dat de werkgever voor dit vervoer zorg draagt. In zo’n bijzonder geval is het persoonlijke voordeel voor de werknemer ondergeschikt aan de bedrijfsdoeleinden en is daardoor sprake van zakelijk gebruik. De omstandigheid dat werknemers thuis kunnen werken heeft niet tot gevolg dat de belangen van de onderneming van de werkgever eisen dat deze voor het vervoer van de werknemers naar kantoor zorgt wanneer zij niet thuiswerken.


Lees meer

Verkorting loondoorbetalingsplicht AOW-gerechtigde werknemers

Op 1 januari 2016 is de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd ingegaan. Deze wet is bedoeld om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om oudere werknemers aan te nemen. Om te voorkomen dat deze wet nadelig uitpakt voor jongere werknemers is overgangsrecht ingevoerd. Dit overgangsrecht is per 1 juli 2023 beëindigd. Dat heeft tot gevolg dat per 1 juli 2023 de loondoorbetalingsplicht voor werknemers, die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, is teruggegaan van 13 naar zes weken. Voor AOW-gerechtigde werknemers, die voor 1 juli 2023 al ziek waren, blijft de loondoorbetalingsplicht 13 weken.

Het vervallen van het overgangsrecht heeft ook tot gevolg dat de re-integratieverplichting voor werknemers, die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, is beperkt tot zes weken wanneer zij op of na 1 juli 2023 ziek zijn geworden.

Het recht op een Ziektewetuitkering van een AOW-gerechtigde werknemer is sinds 1 juli beperkt en is van 13 naar zes weken gegaan.

Het opzegverbod voor zieke werknemers, die de AOW-leeftijd hebben bereikt, eindigt wanneer zij zes weken ziek zijn en herstel niet binnen een periode van zes weken wordt verwacht.


Lees meer

Verduisterde bedragen vormden resultaat uit werkzaamheid

De belastingrechter dient in een procedure over een belastingaanslag op basis van de fiscale bewijsregels en aan de hand van de stellingen van partijen en het in het geding gebrachte bewijsmateriaal te beoordelen in hoeverre de aanslag juist is vastgesteld. Dat het oordeel van de rechter in een fiscale procedure in lijn is met een vonnis van de rechtbank in een civiele of een strafrechtelijke procedure betekent niet dat de rechter de fiscale bewijsregels niet juist heeft toegepast.

De Belastingdienst heeft navorderingsaanslagen IB opgelegd over de jaren 2013, 2014 en 2015 aan een wegens verduistering op staande voet ontslagen boekhoudster. Voor het jaar 2016 heeft de Belastingdienst de ingediende aangifte gecorrigeerd bij het vaststellen van de aanslag. De verduisterde bedragen heeft de Belastingdienst aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid. In een civiele procedure is vastgesteld dat de boekhoudster in totaal € 843.000 heeft verduisterd in een periode van zeven jaar. De verduisterde bedragen heeft de boekhoudster niet in haar aangiften IB verwerkt. Tegelijk met de aanslagen zijn vergrijpboeten opgelegd van 25% van de verschuldigde belasting. De rechtbank heeft deze boeten verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Gelet op de omvang van de verzwegen bedragen is de daarover verschuldigde belasting zowel absoluut als relatief aanzienlijk. Volgens Hof Den Bosch is de boekhoudster zich er bewust van geweest dat zij in 2013, 2014, 2015 en 2016 onjuiste aangiften heeft gedaan. Uit haar verklaring in de civiele procedure volgt immers dat zij haar werk meer waard vond dan hetgeen zij aan loon daarvoor ontving. De boekhoudster was zich ervan bewust dat ze de verduisterde bedragen als inkomen in haar aangiften had moeten opnemen, gezien haar stelling dat de bedragen als loon uit dienstbetrekking moesten worden gezien. Het hof constateert dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard omdat de boekhoudster niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Dit betekent dat de belastingaanslagen in stand blijven, tenzij is gebleken dat en in hoeverre deze onjuist zijn. De inspecteur is bij het vaststellen van de belastingaanslagen uitgegaan van de in de betreffende jaren overgeboekte bedragen. Daarmee is aan het vereiste dat de aanslagen berusten op een redelijke schatting voldaan.

Naar het oordeel van het hof heeft de boekhoudster bewust het risico aanvaard dat de aanslagen te laag zouden worden vastgesteld. Het hof acht de door de rechtbank vastgestelde boeten voor de jaren 2013 tot en met 2015 passend en geboden en handhaaft deze. De boete voor het jaar 2016 heeft het hof verminderd met 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Sinds de kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van een vergrijpboete tot de uitspraak van het hof is een periode van meer dan 4,5 jaar verstreken. De redelijke termijn van vier jaren tot en met de behandeling in hoger beroep is overschreden met, naar boven afgerond, één jaar.


Lees meer

Winst bij verkoop perceel grond niet belast als resultaat uit werkzaamheid

Het inkomen uit werk en woning wordt belast in box 1 van de inkomstenbelasting. Onderdeel van het inkomen uit werk en woning is het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden. Overige werkzaamheden zijn werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren. Onder werkzaamheid wordt mede verstaan het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat. De Wet IB 2001 bevat geen definitie van het begrip werkzaamheid.

Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat het gaat om het verrichten van enige vorm van arbeid in het economische verkeer, die is gericht op het behalen van een geldelijk voordeel. Dat voordeel moet beoogd en redelijkerwijs te verwachten zijn. De bewijslast voor een positief resultaat uit een werkzaamheid rust op de inspecteur.

In een procedure voor Hof Den Haag was in geschil of het bij de aan- en verkoop van een perceel tuingrond behaalde voordeel resultaat uit een werkzaamheid vormt. Bepalend daarvoor is volgens het hof of het voordeel redelijkerwijs kon worden verwacht. De inspecteur meende dat dit het geval is. Het is algemeen bekend dat grond met een agrarische bestemming een lagere waarde heeft dan bouwgrond met een woonbestemming. De belanghebbende heeft bij de transacties gebruik gemaakt van de diensten van een adviseur. De belanghebbende stelde dat hijzelf met de verkoper overeenstemming heeft bereikt over de koop van de tuingrond en de woning. De woning wilde hij kopen voor zijn zoon en de tuingrond voor privédoeleinden. Op de tuingrond bevonden zich enkele kassen. De belanghebbende heeft na het bereiken van overeenstemming over de koop de adviseur benaderd vanwege diens expertise op het gebied van de sloop van kassen. Pas nadat het de belanghebbende duidelijk was geworden dat slopen van de kassen duurder zou zijn dan hij had ingeschat, kwam verkoop van de tuingrond aan de orde. Omdat zijn zoon toch niet geïnteresseerd was in de woning is ook de woning in de verkoop betrokken. De prijs voor de tuingrond heeft de belanghebbende afgeleid uit informatie die hij van enkele makelaars heeft verkregen.

Het hof is van oordeel dat de inspecteur niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat het voordeel was beoogd en redelijkerwijs ook te verwachten. De inspecteur heeft niets gesteld waaruit is af te leiden dat de belanghebbende op het moment van aankoop van de tuingrond een voornemen had tot doorverkoop. De belanghebbende heeft geen handelingen verricht, die gericht waren op het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal actief vermogensbeheer te buiten gaat. Het door de belanghebbende met de verkoop van de tuingrond behaalde voordeel van € 700.000 vormt geen belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.


Lees meer

Conclusie AG aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

Binnen de werkkostenregeling kan de werkgever vergoedingen en verstrekkingen aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover over de vergoeding of verstrekking loonbelasting is verschuldigd, komt deze voor rekening van de werkgever bij aanwijzing als eindheffingsbestanddeel.

De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) heeft een conclusie gewijd aan de aanwijzing als eindheffingsbestanddeel. In de conclusie gaat de AG in op de vraag of de verwerking van een loonbestanddeel als individueel werknemersloon in de loonadministratie aan die aanwijzing in de weg staat. Verder bespreekt de AG of de aanwijzing als eindheffingsbestanddeel na het genietingstijdstip kan plaatsvinden en hoe een inhoudingsplichtige een geschil over de gebruikelijkheid van een aanwijzing in de bezwaar- en beroepsfase kan brengen.

De procedure heeft betrekking op bedragen die een werkgever heeft betaald als tegemoetkoming voor de tegenvallende resultaten van een gewijzigde pensioenregeling. De Belastingdienst heeft het verzoek van de werkgever om de tegemoetkomingen als eindheffingsbestanddeel te mogen aanwijzen afgewezen. Volgens de inspecteur is niet aan de gebruikelijkheidstoets voor de aanwijzing voldaan. De werkgever heeft vervolgens de tegemoetkomingen tot een bedrag van € 2.400 aangemerkt als eindheffingsbestanddeel en het meerdere als individueel werknemersloon in de salarisadministratie verwerkt.

De AG is van mening dat de aanwijzing als eindheffingsbestanddeel volgt uit de afspraken tussen werkgever en werknemer. De verloning als individueel loonbestanddeel staat daar in beginsel niet aan in de weg. Bij wijze van foutherstel kan een als eindheffingsbestanddeel aangewezen, maar individueel verloonde vergoeding, alsnog naar eindheffingsloon worden gecorrigeerd. De wijze van verloning vormt een vermoeden omtrent de aanwijzing.

De AG concludeert verder dat uit de wettekst niet voortvloeit dat een loonbestanddeel na het genietingstijdstip niet meer als eindheffingsbestanddeel kan worden aangewezen. Deze beperkende voorwaarde vloeit voort uit de systematiek van de werkkostenregeling als bruteringsregeling.

Volgens de AG kan de inhoudingsplichtige een geschil over de gebruikelijkheid van een aanwijzing in de bezwaar- en beroepsfase brengen zonder het gevaar van boetes en belastingrente door te verzoeken om een naheffingsaanslag. Ook kan de inhoudingsplichtige een vergoeding aanwijzen, individueel verlonen en na afloop van de procedure bij wijze van foutherstel als eindheffingsloon verwerken.

De AG geeft de Hoge Raad in overweging de beroepen in cassatie ongegrond te verklaren.


Lees meer